In het RBO van 29 juni 2017 zijn volgende beslispunten goedgekeurd en aangenomen:
1. In de eenheid Den Haag dient de notitie ‘naar een duurzame afname van woninginbraken’ als richtsnoer voor de gezamenlijke aanpak van woninginbraken door gemeenten, OM en Politie;
2. In de gemeenten en basisteams waar het woninginbraakrisico hoger is dan het regionale gemiddelde –in 2016 waren dat 8 inbraken per 1.000 woningen- en waar vooralsnog geen duurzame afname van het aantal woninginbraken geconstateerd wordt, is het de ambitie om het aantal woninginbraken middels extra en gezamenlijke inspanningen terug te dringen;
3. Met de volgende gemeenten wordt een werkgroep gevormd, onder leiding van de bestuurlijk portefeuillehouder woninginbraken, om het woninginbraakrisico duurzaam te verlagen: Gouda, Waddinxveen, Bodegraven-Reeuwijk, Delft, Westland, Midden-Delfland en Den Haag, basisteam Laak. Ook Rijswijk heeft aangegeven aan te willen participeren. Daarnaast wordt voorgesteld om enkele gemeenten met een laag inbraakrisico hun best practices te laten presenteren, waaronder Leiden. Ondertussen is ook het aantal inbraken in Leidschendam-Voorburg gestegen en deze gemeente zal dan ook aanhaken bij het project. Het totaal aantal deelnemende gemeenten is 9.
In de notitie wordt aangegeven dat er naast een gerichte aanpak die op korte termijn succes beoogt ook inzet nodig is voor een duurzame aanpak van criminaliteit in het algemeen en woninginbraken in het bijzonder. Deze lange-termijn interventies zullen in het plan van aanpak opgenomen worden maar de focus zal liggen op de interventies en resultaten op de kortere termijn.
De projectduur is 24 maanden, waarbij na 12 maanden geëvalueerd wordt. Gedurende het traject kan de actualiteit veranderen. Bovendien komt een nieuwe gebiedsscan beschikbaar en volgt waar mogelijk en nodig een aanvullende analyse. De in te zetten maatregelen worden steeds aangepast aan de nieuwe werkelijkheid.
Uitgangspunten
De aanpak woninginbraken is gebaseerd op 3 uitgangspunten:
1. De aanpak is een lokale verantwoordelijkheid. De driehoek is opdrachtgever;
2. De huidige plannen van aanpak/overleggen en ingezette maatregelen in de verschillende gemeenten zijn startpunt en blijven van kracht voordat de ‘formele’ projectfase van start gaat. Naast de gezamenlijk gestelde doelstelling (onder het landelijk gemiddelde komen) worden er per gemeente specifieke (SMART) doelstellingen geformuleerd;
3. Het RSIV adviseert, faciliteert en ondersteunt waar mogelijk en wenselijk. De behoefte kan per gemeente verschillen. Als gemeenten geheel op eigen kracht uitvoering geven aan hun plan van aanpak beperkt de rol van het RSIV zich tot het startgesprek, het organiseren en ondersteunen van de gezamenlijke werkgroepen, het tussentijds opvragen van resultaten en het coördineren van de evaluatie(s).